ik voorloopig met den naam van ojihioxyline wensch aan te duiden, en onder dien naam ook verder zal bespreken. (Zie blz. 17.) De zuivering van de door het uittrekken met chloroform verkregen ruwe ophioxyline, vermeerderd met een klein gedeelte, dat met chloroform nog uit het spiritueuse extract verkregen werd, geschiedde door de stof ineen kolf met een groote hoeveelheid kokend gedistilleerd water te verdoelen, na eenige oogenblikken kokend te filtreeren en te bekoelen. Daarbij scheidt zich de ophioxyline in oranjekleurige fijne naalden af, die dooreen stukje gaas worden afgezonderd. Het inde kolf achtergeblevene onopgeloste wordt met de opnieuw tot 100° verhitte moederloog gekookt, en deze bewerking zoolang herhaald, tot er bij bekoeling geen kristallen meer afgescheiden worden. Op het filtrum en op den bodem der kolf blijft eene bruine kleverige, in chloroform donker bruin oplosbare rest terug, die nog uit meer dan ééne stof blijkt te bestaan, aangezien zij slechts voor een deel in spiritus oplost. Misschien heeft zij bij het koken met water eene gedeeltelijke verandering ondergaan, waardoor zij niet meer geheel in spiritus oplosbaar is. Ook de ophioxyline wordt bij deze behandeling met kokend water gedeeltelijk ontleed, hetgeen blijkt uit het feit, dat telkens weer, wanneer men de helder oranjegele kristallen in kokend water oplost, op het filtrum eene bruine rest terug blijft. Deze verandering wordt sterker , wanneer het water sporen van alcaliën bevat, en wordt beperkt wanneer een paar druppels azijnzuur aan het water worden toegevoegd. De luchtdroge kristallen worden in kokenden absoluten spiritus opgelost; de oplossing wordt gefiltreerd,
8