rend onderdeel der installatie vormen, dat men nog ongaarne aan de zorgen van een inlander toevertrouwt.

Zou men tot eene algemeene watervoorziening van Soekaboemi besluiten, dan is het toch noodig, tijdelijk in de behoefte aan drinkbaar water van het kampement te voorzien. In dat geval zou men, indien een ozon-installatie te duur geacht wordt, tot desinfectie met chloorkalk zijn toevlucht kunnen nemen. In het heldere water kan zeker met 30 tot 35 gram actief chloor per kubieken Meter worden volstaan, als men het lang genoeg in laat werken. Men zou dan over twee watertanks moeten kunnen beschikken, die ieder ongeveer twee kubieken meter inhoud hebben, en om den anderen gevuld worden. Den éenen dag kan dan de pas gevulde worden ontsmet, terwijl die, welke den vorigeu dag ontsmet werd, wordt gedistribueerd. De chloorkalk moet van goede hoedanigheid zijn, wat slechts kan blijken, door haar nu en dan chemisch te onderzoeken. Uit de hoeveelheid chloor, die er uit vrij gemaakt kan worden, wordt dan berekend hoeveel er noodig is. Vooral in Indië, waar ontleedbaie stoffen nog spoediger bedorven zijn dan in de gematigde luchtstreek, is dit een onafwijsbare eisch.

Wanneer chloorkalk slechts in geringe hoeveelheden behoeft te worden toegevoegd, bederft zij den smaak van het water niet en is het niet noodig, deze er weer uit neer te

slaan. De methode wordt over het algemeen echter slechts als

tijdelijk hulpmiddel gebruikt; op den duur streven alle steden, die haar toepasten, naar een betere drinkwatervoorziening.