De weinig bevredigende resultaten van het onderzoek der bronnen, die met weinig kosten naar liet kampement konden worden afgeleid, deden ons ook een paar verder afgelegen bronnen onderzoeken, nl. die van Tji Salada, in een terrein gelegen, dat op de hellingen en ruggen geen sawahs meer vertoont; het behoort tot de kampong Krawang. Hier vonden wij in een diep ravijn, aan den voet van een steile helling, twee bronnen. De noordelijkste van deze twee kwam uit een holte in de helling te voorschijn, en het viel gemakkelijk, door het inbrengen van een lange glazen buis, in de zanderige, watervoerende laag het water eenige centimeters hooger op te voeren dan de waterspiegel van het kleine bekken, dat aan de uitmonding werd gevormd.
De andere bron was niet zoo gemakkelijk toegankelijk. Hier zag men van de begroeide helling op verschillende plaatsen water naar beneden loopen, en moest men zoeken naar een opening, waaruit wat meer water kwam. Wel is het totale debiet van dit complex veel grooter dan dat van de eerst beschreven bron, maar het water komt meer verspreid voor den dag. Het gelukte ons een opening te vinden, maar uit de er in gevoerde glazen buis vloeide slechts weinig water af; het liep er naast en er langs. Dit is in den regel het geval, als we met een klein grotje te doen hebben, daar dan op den betrekkelijk kleinen afstand geen verval is.
Het onderzoek leverde voor de eerste bron gemiddeld 7, voor de tweede 11 bacteriën per c M3. Van beide werden glucose-peptonkeukenzoutoplossingen gemaakt. Na 24 uur was nog geen gas ontwikkeld, maar na 48 uur vertoonden alle kolfjes van de laatste bron gas, ook één kolf met lactosepepton-keukenzout.
Van de kolfjes uit de eerste bron was in geen enkele gas ontwikkeld, hoewel in het geheel 100 c. M3 was gebruikt.
De eerste bron mocht dus als colivrij aangezien worden, de tweede echter niet. Wel was blijkbaar het aantal colibakteriën niet groot, daar de gisting zoo laat optrad, maar