In het zelfde terrein werden nu nog onderzocht:

De bron Tji Koetil, in de Kampong Paroeng Seah gelegen, ten oosten van de bronnen van den heer van Delden. Hier waren twee bronnen, waarvan de noordelijke weinig debiet had. De zuidelijke, die vrij veel water gaf, werd onderzocht. Het aantal bacteriën per c.M3 was gemiddeld 164; alle glucosekolfjes vertoonden gasontwikkeling. Uit deze kon bacterium coli en ook bacterium faecalis alkaligenes worden geïsoleerd.

De bron Tji Itam, in de zelfde dessa gelegen. Boven het terrein van de bron bevinden zich eenige kamponghuizen en vischvijvers; de bron geeft vrij veel helder water, dat uit een holte in de helling te voorschijn komt.

Het water uit de diepte liet zich met een glazen buis niet afzonderlijk opvangen, daar de druk niet hoog genoeg is, om uitvloeiing boven het niveau van het beekje te krijgen.

Het aantal bacteriën was slechts gering; gemiddeld 8 per c.M3; echter gaf ook van dit water 1 c.c. reeds gisting in lactosepepton en in glucosepeptonwater. Uit de gistingsbuisjes liet zich bacterium coli isoleeren.

Wij vonden dus bij 6 over een oppervlakte van ongeveer een half uur gaans verspreide bronnen steeds colibakteriën, hoewel bij sommige het aantal bacteriën slechts gering was. Dit feit is op het eerste gezicht een beetje eigenaardig, maar het laat zich gemakkelijk verklaren, als de filtreerende eigenschappen van den bodem gering en er geen waterkeerende lagen onder de sawahs zijn. Al deze bronnen toch bevinden zich nog in het sawahterrein. Bij één kampong, Kebandoengan, vonden wij in een ravijntje nog een paar bronnetjes, die niet onderzocht werden, maar dit plekje gaf ons eenig inzicht in de gesteldheid van den bodem. Hier was nl. een nog vrij jonge afschuiving, waardoor een zeer steile helling geheel bloot lag. Bovenop was het terrein begroeid. Wij zagen nu diepe scheuren tot wel twee meter diepte in den grond dringen, als gevolg der langdurige droogte. Dan