gebonden, dan weer wordt om het gat een dammetje van klei aangelegd, dat het water moet keeren. Dit is heel aardig werk voor den inlander, die met het toezicht op de lekken belast is, maar geeft zeer veel gelegenheid tot allerlei verontreinigingen.

Daar het in de bedoeling lag, als de bron goed was, eene ijzeren pijpleiding aan te leggen, onderzochten wij niet het water, zooals het in het kampement aankomt, maar dat van de bron zelf.

Er was, om eene verdeeling van het water tusschen een sawahleiding en de kampementsleiding te maken, een gecementeerd metselwerk gemaakt. Het water voor het kampement stroomde daaruit door een bamboe-koker.

Er werden ter plaatse agar-agarplaten gegoten, en vervolgens eenige steriele fleschjes onder de noodige voorzorgen gevuld, en in het ijskistje geplaatst.

Op de agar-agarplaten bleken na drie dagen reeds 200 koloniën per c.M3 opgekomen te zijn, zoodat van verdere telling werd afgezien.

Het water uit de fleschjes werd in het laboratorium met een pepton-glucose-keukenzoutoplossing vermengd, zoodat het mengsel 1 procent glucose en evenveel pepton en '/2 procent keukenzout bevatte, en dit in een aantal gistingskolfjes verdeeld bij 38° C. in de stoof geplaatst.

Na 24 uur had zich in alle kolfjes gas ontwikkeld. Daarom werd uit deze op Endo-platen overgeënt en werden de roode koloniën, die daarop opkwamen, verder onderzocht. Zij bleken te bestaan uit bewegelijke staafjes, die met de methode van Gram ontkleurd werden, uit melksuiker en manniet zuur vormden, gelatine niet deden vervloeien, uit pepton indol maakten, en op aardappels het uiterlijk van coliculturen vertoonden.

Dit resultaat was niet bemoedigend voor de waarde van de bron als prise d'eau; maar daar de mogelijkheid niet geheel was uit te sluiten, dat het metselwerk nog niet lang