waarin tal van mononucleaire cellen. In den wand werden vele amoeben gevonden.
Bijzonder fraai was liet beeld van den absceswand inde lever. Van buiten naar binnen gaande, zag men eerst geheel normale levercellen. Daarna traden tusschen de leverbalkjes infiltraatcellen op, bijna uitsluitend éénkernige, gepaard met vermeerdering van het bindweefsel. Te midden van dit bindweefsel zag men naar binnen gaande langzamerhand de levercellen atrophieeren en eindelijk geheel verdwijnen, zoodat ze in het meest centrale gedeelte geheel niet meer te vinden waren. Hier daarentegen traden de mononucleaire cellen meer op den voorgrond, terwijl men daarnaast amoeben zag optreden, gelegen in de spleten van het bindweefsel.
Een der aan de leveroppervlakte gelegen lidteekens bleek bij microscopisch onderzoek een dichte bindweefselmassa, waarin zoo hier en daar cellen, beladen met een roestbruin pigment.
Onderzoek van den thrombus in den tak van de art. pulmonalis leverde geen resultaat meer op, daar deze geheel vervallen was door de rotting.
Epicrise. Dit is zeker een zeer merkwaardig verloop. Patiënt, die volgens de sectievondst reeds lang aan dysenterie leed, bij wien echter klinisch deze ziekte niet was herkend, schijnt blijkens de ziektegeschiedenis reeds jaren aan leverabsces te hebben geleden. De dikte van de abscesmembraan pleit eveneens voor een langdurig verloop, terwijl de andere lidteekens erop wijzen, dat de abscesvorming multipel is geweest.
Ongeveer 18 Juni krijgt hij hersenverschijnselen, die terug te voeren zijn op het bij de sectie gevonden hersenabsces.
Vooral belangrijk echter is het longgangreen. Dit is veroorzaakt door eene afsluitende thrombotische massa in den middelsten hoofdtak van de rechter arteria pulmonalis. De localisatie van dezen thrombus, gepaard met den weinigen samenhang met den vaatwand, pleiten er voor, dat we hier