parietale pericardblad, dat tegen de rechter pleura is gelegen.

Het hart zelve vertoont geen afwijkingen. De wand van de kransslagaderen is onregelmatig verdikt, het lumen daardoor vernauwd. De wand van de aorta vertoont tal van bloembedachtige, niet verkalkte of verweekte verhevenheden.

De rechter long is zwartgroen gekleurd; deze kleur is het intensiefst over de middenkwab. Aan de oppervlakte ziet men de verscheurde weefselstrengen, waarmede ze aan borstwand en middenrif was verbonden. In de middenkwab ziet men 2 openingen; de eene zetelt aan de mediale zijde, dicht bij den voorrand, de andere aan de voorvlakte, eveneens dicht bij genoemden rand. Door beide sondeerend komt men in eene groote holte, die bij openknippen de geheele middenkwab blijkt in te nemen. Ze is gevuld met half vervloeid gangraeneus weefsel en rottend bloed; de wanden zijn flardig, eveneens gangraeneus. Boven- en onderkwab daarentegen blijken vrij te zijn.

Van af den hilus worden nu de takken van de art. pulmonalis opengeknipt. Nu blijkt, dat de takken voor onder-en bovenkwab geheel doorgankelijk zijn. In den tak voor de middenkwab daarentegen zit een, slechts weinig aan den vaatwand vastzittende, thrombotische massa. Deze massa begint vlak voor de verdeeling van dezen tak in twee

kleinere takken. (Zie nevenstaand schema). Deze beide

Z.1J11 ccn paai

c.m. voorbij de verdeeling te vervolgen, daarop eindigt de vaatwand met een onregelmatigen, flardigen rand in de bovengenoemde holte.