I. voor den dikkefl dairm.
a. de lymplievaten, van het colon transversum komende, storten zicli uit in de gangliën van de art. mesenterica inferior, anastomoseeren echter eerst niet de lymphevaten van liet omentuni majus;
b. de lymplie van colon ascendens en coecuni vloeit naar de ganglia mesentericae sup.
II. De afvoer van de lymphe van de lever verloopt naar den truncus iliacus. Deze ontvangt lymphe uit de volgende kliergroepen:
a. Chaine coronaire stomachique;
b. Chaine splénique;
c. Chaine hépatique. Deze bestaat uit 3—6 gangliën, die langs de art. hépatica en de vena portae liggen en de lymphevaten van de lever ontvangen.
In deze chaine hépatique storten zich echter ook uit de vaatjes van de chaine sous-pylorique en van de chaine retropylorique. De vasa efferentia van de chaine sous-pylorique loopen langs de art. gastro-epiploica naar de ganglia mesentericae sup.
Door combinatie van deze beide stelsels krijgen we dan een vrij korten weg van het coecum af, met den lymphestroom mede tot aan de ggl. mesent. sup., van hiertegen den stroom in over de ggl. retropyloricae naar de chaine hépatique, en van hier tiaar de lever.
Op grond van bovenstaande zou ik dus naast den bloedbaan de lymphevaten willen stellen als verbreidingsweg voor de amoeben, met dien verstande, dat terwijl voor de multiple leverabscessen de bloedbaan het waarschijnlijkste blijft, het solitaire absces m.i. juist wijst op een voortschrijding langs de lymphebaaii. Welke van de twee genoemde Iymphewegen daarbij wordt gekozen, moet door verdere studie van de lymphebanen en -klieren bij dysenterie met leverabsces worden beslist.
II. K. een Europeaan, 30 jaar oud, wordt op 16 November