bestaan, dan drinkt de patiënt weer zoo goed, dat de behandelend medicus geneigd is hondsdolheid buiten te sluiten.

Ten slotte de voor de praktijk zoo gewichtige vraag: Welken raad moet de medicus geven, die een patiënt als boven beschreven onder behandeling krijgt, — tot op het oogenblik, waarop met absolute zekerheid lyssa is gediagnosticeerd of buitengesloten—, aan hen, die mogelijkerwijs door patiënt geïnfecteerd kunnen zijn. Moeten zij zich antirabisch laten behandelen of niet?

In het stadium, waarin tijdens het leven van dezen patiënt met zeer groote waarschijnlijkheid de diagnose hysterie gesteld werd, was natuurlijk van een antirabische behandeling geen sprake; ook als men zich daarbij vergist, zooals thans het geval is geweest, levert dit voor de mogelijk geïnfecteerde personen geen noemenswaardig nadeel op, omdat de vergissing binnen 1 a 2 dagen duidelijk wordt. Toen de patiënt echter gestorven was, mocht, ook al stond naar mijne meening de diagnose hysterie nog vast, hondsdolheid niet meer met zekerheid worden buitengesloten, vooral niet toen door de sectie geen duidelijke doodsoorzaak was gevonden. Van af dat oogenblik moest men dus allen, die geïnfecteerd konden zijn, den raad geven zich onder antirabische behandeling te stellen, en mocht men niet wachten — zooals zoo dikwijls gebeurt, wanneer hersenmateriaal ter onderzoek op lyssa naar het Instituut Pasteur is opgezonden — tot het resultaat hiervan bekend was. Het duurt toch minstens drie maanden, voordat door onderzoek van hersenmateriaal lyssa met zekerheid is buiten te sluiten en het spreekt wel van zelf, dat zoolang met het instellen der behandeling niet mag worden gewacht.

Autoreferaat: Mitteilung eines Falies, wo die Differentielldiagnose zwischen Hysterie und Lyssa humana grosse Schwierigkeiten darbot. Bei einem Soldaten, 23 Jahre alt,