schuivende bewegingen uitvoert, waarbij het steeds zooveel mogelijk tegen de eischaal aandringt.
In een volgend stadium heeft het embryo de eischaal gebroken en ligt nu bijna geheel vrij; alleen de kop ligt nog in het ei (fig. 3). In het inwendige zijn nog maar weinig korrels zichtbaar eu de mondpapillen zijn nog niet te zien.
Fig. 4 ten slotte geeft een beeld van het embryo, zooals het vrij in het water werd gevonden. De mondpapillen zijn nu duidelijk. In het voorste derde-deel der worm ziet men in 't midden een overlangsche streep, de aanduiding van den darm (oesophagus), aan weerszijden omgeven door een fijn-korrelige massa, het periphere weefsel, dat zich ook langs de, in het tweede derde-deel'gelegen, ophooping van sterk lichtbrekende korrels voortzet. Het achtereinde is aanvankelijk nog even breed als de rest van het lichaam, doch wordt vrij plotseling smaller en vormt zoo de staartpunt; dit gedeelte bezit een alveolair» inwendige structuur.
Deze ontwikkeling der embryonen heb ik tusschen de 2de en 3de maand, nadat de eieren geloosd waren, kunnen waarnemen. Na afloop der derde maand hield alle verdere ontwikkeling op en stierven de eieren langzamerhand af. In mijn cultuur was de levensduur der wormen kort; ook schenen ze zich nooit bijzonder op hun gemak te gevoelen, ze bewogen zich met vrij trage bewegingen, veel minder levendig dan de Strongyloides stercoralis. Het was deze trage beweging, die mij het eerste op deze wormen (die ik aanvankelijk voor Strongyloiden had aangezien) opmerkzaam deed worden, totdat ik door het uitkruipen van één hunner uit het ei de zekerheid verkreeg met Ascaris-embryouen te doen te hebben.
De korte levensduur en de traagheid der embryonen maken, dat men in onzekerheid is of deze ontwikkeling normaal of abnormaal is en makeu mij huiverig uit deze waarneming eenige verdere conclusie omtrent de levenswijze der Ascariden te trekken. Toch scheen het mij nuttig toe de
43