Den 1 sten Juni is patiënt ter inspectie naar mij verwezen.
Bij onderzoek werd door mij gevonden: ictus cordis binnen de mamillairlijn; relatieve, zoowel als de absolute cordemping niet vergroot. Uitgebreide lymphklierzwelling. Plaques in mond. Recidief syphiliden in beide handpalmen De morgenurine van den 2en Juni vertoont geene eiwitreactie bij de kook- en salpeterzuurproef. Bij eene okseltemperatuur van 36.6 en terwijl patiënt zich volkomen wel voelt, wordt 500 m.gr. salvarsan in verdund alcalische oplossing (200 c.c.) intraveneus geïnfundeerd op den 2den Juni.
Spoedig na de injectie en .nu put ik weer de gegevens uit de ziektegeschiedenis door den internist opgeteekend, stijgt de temperatuur n.l. 12" 's middags 388 C, 4" namidd: 398 C en om 8» namidd. 399 C.
Den 3en Juni klaagt patiënt over misselijkheid. Heeft geen hoofdpijn. Tong beslagen. De temperatuur schommelt op dien dag tusschen 388 en 395 C.
Wat er den 4en Juni gebeurd is, staat niet vermeld, 's Morgens op den 5e» Juni ten half negen ure succombeert patiënt.
Omtrent één uur vóór zijn dood zie ik patiënt voor het eerst na de salvarsan-infusie. Hij is incompos, icterisch, cyanotisch en heeft eene onregelmatige respiratie en een irregulairen, versnelden, weeken pols. Geene krampen.
De diagnose wordt gesteld op arsenikintoxicatie na salvarsan-infusie. Gelet op den hopeloozen toestand, waarin patiënt verkeert, wordt geene therapie ingesteld,
Resumeerende hebben wij dus te doen met een syphilislijder, die behalve zijne luetische verschijnselen, geene klinische afwijkingen vertoont. Den 2en Juni wordt 500 m.gr. salvarsan in verdund alcalische oplossing intraveneus toegediend. Enkele uren na deze infusie febriciteert patiënt. Koortst waarschijnlijk ') aan één stuk door tot den 5en Juni en succombeert
') Van den 4en en 5en Juni heb ik geene temperatuqropgavg kunnen vinden.