Dat neurorecidieven van syphilitischen aard zijn, blijkt o.a. wel hieruit:
1°. dat ze alléén optreden bij syphilitische patienten en 2°. dat ze genezen door eene anti-luetische behandeling: dus met salvarsan. Juist dit laatste bewijst onomstootelijk, dat neurorecidieven niet door salvarsan worden veroorzaakt.
Dat men de neurorecidieven zoo frequent in het begin der salvarsanperiode heeft zien optreden, bewijst welk een krachtig anti-syphiliticum het salvarsan is en dat wij met eene doelmatige behandeling in staat zijn, het geïnfecteerde lichaam te bevrijden van de spirochaetae pallidae.
Veel strijd en werk heeft liet gekost, vóór men den waren aard der neurorecidieven had begrepen; want het spreekt van zelf, dat toen men de zenuwverlammingen 1—4 maanden na salvarsantoediening zag optreden, men deze laesie's op ééne lijn meende te mogen stellen met de beruchte, gevreesde neuritiden na atoxyl, arsazetin enz.
Men is echter van deze meening teruggekomen en heeft de neurorecidieven leeren kennen, ik herhaal het, als de uiting van eene onvoldoende salvarsanbehandeling, die in zooverre provocatorisch op een Iuescerebri kan inwerken, dat zij het ontstaan van een syphilitisch proces in het centraalzenuwstelsel niet kan beletten. Het salvarsan gaat dus vrij uit, dank zij de bekende onderzoekingen van Benario en de dierexperimenten van Nichols—Hough en Ullmann.
Aan Nichols en Hough gelukte het bij een konijn een typisch primair affect op te wekken aan de testes door enting met cerebrospinaalvocht van een neurorecidiefpatient; terwijl Ullmann heeft aangetoond, dat de van bloed bevrijde hersensubstantie van konijnen na herhaalde salvarsaninjectie s aantoonbare doch geene weegbare arseenhoeveelheden bevat, dus een bewijs, dat salvarsan geen aviditeit heeft voor zenuwweefsel. Voorwaarde is echter: intacte uitscheidingsorganen.