vertoonen. Wechselmann en anderen meenden dat de her li aaide salvarsaninfusie de oorzaak dezer verschijnselen was, van daar dat men spreekt van anaphylactoide verschijnselen. 't Ligt aan een onnauwkeurig waarnemen, indien men bij de infusie verrast wordt door den cyanotischen patiënt, want vóórdat de cyanose optreedt, is patiënt wat onrustig, slikt veel, hoest en braakt soms, terwijl de respiratie onrustig en onregelmatig is. Een zéér betrouwbare voorbode van eene mogelijk naderende cyanose is het optreden van groote en kleine, licht-roode vlekken op bovenarmen en borst. Deze vlekken vindt men veelal het allereerst aan dien kant, waar de infusie plaats heeft. Deze lichtroode vlekken conflueeren, zoodat de huid diffuus rood wordt en zich rimpelt tot „kippevel". Zéér spoedig daarop wordt het gelaat cyanotisch met duidelijke injectie der conjunctivae. Patiënt krijgt het dan benauwd en is duizelig; de pols blijft veelal krachtig.

Treden de roode vlekken op, dan zij men op zijne hoede, onderbreekt bij liet eerste alarmeerend verschijnsel de infusie en wacht met de verdere toediening, totdat patiënt zich geheel hersteld heeft. Dit duurt een paar minuten. Zou men de infusie niet onderbreken, dan eindigt alles in een gevaarlijken collaps.

Ten slotte kan een hooge salvarsandosis door zijne organotrope werking zéér schaden. De dosis van 400 mgr. voor vrouwen en 500 mgr. voor mannen echter te leduceeren, zou voor eene behandeling en masse, zooals b.v. in liet Leger, niet practisch zijn. Salvarsantwijfelaars zijn diegenen, die te geringe doses inspuiten. Men krijgt weliswaar een tijdelijk, doch geen afdoend effect. Dit is niet de schuld van het salvarsan, doch van den therapeut. Ehrlich zegt van het salvarsan: „Wir haben bis jetzt in der Syphilistherapie „ungenügend dosiert. Eininalige Gaben von 0,4 und 0.5 des „Praparates sind an und für sich nicht gross und der Ictus „therapeuticus kann daher kein absoluter sein."