Proeven, bij menschen en dieren genomen, hebben aangetoond, dat arsenik in de melk kan overgaan. Dit feit maakt het begrijpelijker, hoe b. v. een borstkind met lues verbetert door de zoogende moeder met salvarsan te behandelen.

De aromatische arseenvérbindingen werden als antisyphilitische middelen aangewend, nadat Schaudinn de meening uitte, dat spirochaeten bepaalde ontwikkelingsstadia van trypanosomen zijn, Robert Koch aantoonde, dat acht uren na eene atoxylbehandeling de trypanosomen uit lympliklieren en bloed van aan slaapziekte lijdende patienten waren verdwenen en Uhlenhuth experimenteel de spiriIlocide en specifiek antisyphiIitisclie werking van atoxyl vaststelde.

De cureerende atoxyldosis bleek echter hoog te moeten worden gekozen, zoodat zij ongeveer overeenkwam met de toxische. Men zag dan ook spoedig den patienten onherstelbare schade (b.v. totale blindheid door atrophie van de nervi optici) door eene atoxylbehandeling toegebracht. Het doel om de toxische componente te elimineeren gaf ons, nadat Ehrlich de juiste chemische samenstelling van atoxyl had gevonden, de synthese van aromatische arseenverbindingen als Arsazetin, Hectin, Soamin en Arsenophenylglycin; doch met deze praeparaten werd het beoogde doel niet bereikt. Ehrlich was de man, die zich tot taak had gesteld, naar nog andere arseenverbindingen te zoeken, die zoo mogelijk meer parasitotroop,doch minder organotroop moesten werken dan de zoo juist genoemde middelen. Zoo werd in 1909 Ehrlich's dioxydiamidoarsenobenzol, dat 31% arsenicum bevat, door Bertheim bereid.

Aan een zéér groot materiaal (20 a 30.000 gevallen) werd het dioxydiamidoarsenobenzoldichloorhydraat eerst beproefd, alvorens het in den handel verkrijgbaar werd gesteld onder den naam „salvarsan". Alras bleek met liet salvarsan de „Therapia sterilisans magna" d.i. de algeheele