De pleuraholte bevatte rechts + V2 L., links ± 2 L. vocht, waarin (vermoedelijk door een bij de proefpunctie ontstane lichte infectie) fibrinevlokjes zweefden. Ook de pleura was hier en daar met een fibrineus beslag bedekt.

De vena anonyma sin. was geheel door een tlirombus verstopt; verder was er in de vena jugularis comm. sin. een ± 3 c.m. lange tlirombus; deze was eveneens reeds hard en brokkelig, dus niet van recenten oorsprong. In de v. axillaris evenzoo. De v. hemiazygos was niet te praepareeren, daar deze geheel omsloten lag door een klierpakket.

Alle lymphklieren in den omtrek der genoemde bloedvaten waren verdikt, deels verkalkt, deels verkaasd. Doorbraak van een zieke klier in een vaatlumen kon niet aangetoond worden.

Waarschijnlijk is door de periglandulitis een periphlebitis ontstaan, en heeft deze op haar beurt weer een endophlebitis veroorzaakt, met thromboseering als gevolg.

In den dunnen darm kon slechts één tuberculeus litteeken gevonden worden, in de verdikte flexura sigmöidea daarentegen verscheidene.

Wij hebben hier dus te doen met het reeds een paar malen door Sitsen beschrevene beeld der tuberculose, voornamelijk gelocaliseerd in de weivliezen en in het lymphoide apparaat.

v