ze bij de respiratie stil blijft staan. Op 1. borst en arm vindt men ontwikkeling van collaterale huidvenen. Het hart-onderzoek brengt niets bijzonders aan het licht, evenmin als dat van de rechterlong. Links echter, zoowel voor als achter, intensieve matheid bij percussie, met verzwakt ademingsgeruisch, verzwakte stemfremitus, en verzwakte bronchophonie. De 1. pleuraholte bevatte dus vocht: exudaat of transsudaat? Bij proefpunctie kwam een geheel heldere vloeistof, die met een weinig versch bloed gemengd was (tengevolge der punctie waarschijnlijk). Het S. G. = 1014, eiwitgehalte minder dan 2 °/o, reactie van Rivalta zeer zwak; waarschijnlijk dus een transsudaat.
Het verder onderzoek van pat. bracht het volgende aan het licht: Lever niet, milt wel palpabel. In den buik vrij vocht, en verder eenige hobbelige, onregelmatige tumoren, die nu eens duidelijk, dan weer veel minder duidelijk te palpeeren waren. Ook bij rectaal onderzoek voelde men een extra-rectaal gelegen, dergelijken tumor.
Bij de differentiaaldiagnose gaat het tusschen kwaadaardige nieuwvorming (carcinoma) en tuberculose. In het eerste geval zouden wij b.v. te doen kunnen hebben met een carcinomateuzen buiktumor, met metastasen in de halsklieren. Daar nu echter die halsklieren duidelijk het beeld der tuberculose aanboden, werd ook in den buik een tuberculeus proces ondersteld; de darm-t.b.c. zou dan zeer gemakkelijk de profuse, onstilbare, iedere therapie trotseerende diarrhoeën verklaren.
Hoe moest nu echter het reeds verdwenen gezichtsoedeem, het nog bestaande oedeem van I. arm en borst, en het transsudaat in de 1. pleuraholte verklaard worden? Door belemmering in den afvoer van het bloed, en wel, om ons de anatomische verhoudingen even voor den geest terug te roepen, in de linker v. anonyma, die haar bloed ontvangt uit arm en hoofd, en in de v. hemiazygos en v. hemiazygos superior, die in de v. anonyina sin. uitmondt, van welke