stellen. Hierbij was het evenwel te voorzien, dat de vliezen zouden breken. Was dan werkelijk de toestand gunstig, dan zou dit geen nadeel opleveren, aangezien dan onmiddellijk versie en extractie zou kunnen worden verricht. Was dit evenwel niet het geval en stond de voorrand van den coutractiering niet boven het vlak van den bekkeningang, doch hooger, dan zou het dus aangewezen zijn eerst de adhaesies los te maken en den uterus te reponeeren. De condities voor de daarna te verrichten versie en extractie waren dan evenwel bij afgeloopen vruchtwater veel ongunstiger.
Deze overwegingen deden mij besluiten te beginnen met de adhaesies los te maken. Snede even boven het Iitteeken in de mediaanlijn lang 3 c.M. Na opening van den buik bleek mij dat de uterus met het bovenste gedeelte van het Iitteeken niet was vergroeid en kou ik dus de gemaakte insicie naar beneden toe in het Iitteeken verlengen tot aan de plaats van de adhaesies. De opening was thans 6 a 7 c.M. groot en had ik hiermede voldoende overzicht over het geheel. Het bleek nu, dat de voorvlakte van den uterus tot even beneden de insertie van de ligamenta rotunda met het Iitteeken was vergroeid. Bovendien bestonden netadhaesies met den fundus uteri aan de voorzijde en was de uterus myomateus, subsereuse myoomknobbels in den fundus en aan de voorzijde. Na dubbelzijdige onderbinding van de netadliaesies konden vervolgens de adhaesies van den voorwand van den uterus met den buikwand worden doorgeknipt. Dit geschiedde bloedeloos. De adhaesies in het benedenste gedeelte van het Iitteeken waren zeer soliede en spreidden zich waaiervormig uit naar weerszijden over de voorvlakte van den uterus. Het komt inij voor, dat eigenlijk hier de fixeereude hechtingen zijn aangelegd en de verdere vergroeiing van den uterus tot aan den fundus met het Iitteeken van den buikwand, niet de bedoeling geweest is van den chirurg, die de ventrofixatie verrichtte.