Baringsstoornissen na ventrofixatie.
door
J. A. M. J. J E N N I S S E N. Geneesheer der Billiton Mij-
In het Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde 1908 2e Helft No. 19 verscheen een casuistische bijdrage van K. de Snoo, Leeraar in de verloskunde te Rotterdam over een geval van baringsstoornissen na ventrofixatie, benevens aan de hand hiervan een verhandeling over het wezen en het ontstaan dezer stoornissen.
Al zijn deze niet altijd van zoo'n ernstigen aard als in het door hem beschreven geval, zoo is toch het aantal baringsstoornissen na ventrofixatie van den uterus zoo groot, dat de Snoo deze operatie vóór het climacterium ten eenenmale verwerpt.
Naar aanleiding van deze conclusie heeft Selhorst in een hierop volgende discussie (') als zijn meening te kennen gegeven, dat ernstige baringsstoornissen na ventrofixatie minder het gevolg zijn van de operatie als zoodanig dan wel meer van de niet lege artis uitgevoerde operatie. Hij kan zich dan ook met de slotconclusie van de Snoo niet vereenigen. In het beschreven geval was de fundus uteri even boven de symphysis aan den buikwand gefixeerd met gevolg, dat een belangrijke distocie was ontstaan en zouden volgens Selhorst groote moeilijkheden kunnen worden vermeden bij fixatie van den uterus 1 a2 vingerbreed beneden den fundus.
Anamnese: Patiente Mevrouw X 36 jaar oud; op 20
') Zie Ned. Tijd. voor Geneesk. N° 20 blz 1723
„ 22 „ 1901 n n n n 23 „ 1976