De onrust der patienten is zoo groot, dat zij kunnen staan, loopen noch liggen en de zenuwachtigen onder hen half razend worden. Dit duurt meest ongeveer twee dagen; daarna verdwijnen de verschijnselen, terwijl de striem verbleekt, doch sommige patienten voelen zich nog wel een week lang onlekker.

Dat hier een vergiftiging in het spel is, is duidelijk. Het gif schijnt voornamelijk aan het centraal zenuwstelsel te worden gebonden.

Het draadvormige schepsel, dat deze geniepige aanvallen op onze baders uitvoert, bleek aan de Boegineezen, de visschers dezer streken, zeer goed bekend te zijn. Zij noemen het Benang Benang en zijn er bang voor. Het gelukte mij enkele exemplaren machtig te worden, welke doormijn vader, conservator aan het Museum voor Natuurlijke Historie te Leiden, als volgt werden gedetermineerd.

Benang-Benangis=Physalia utriculus (La Martiniere), t gelijkende op een soort van Portugeesch oorlogscheepje, besaantje, en behoorende tot de orde der Siphonophora, poliepenkolonies, wier vangdraden gewapend zijn met enorme batterijen van netelorganen (nematocysten), die bij aanraking van de huid zulk een pijn en ontsteking schijnen te kunnen veroorzaken, dat men ziek en koortsig wordt. Nagenoeg alle kwallen vertoonen deze eigenschap, doch niet zoo sterk. Voor het oog vertoont het zich als een luchtbel, waaraan een met bolletjes bezette draad hangt.

Als voorbehoedmiddel wordt aan de baders geraden de huid van armen en schouders met olijfolie in te smeren.

Therapie: geruststellen, aspirine, clysmata, eventueel morphine. s