4. succes der kwik-joodkali-behandeling houdt hij de ziekte voor een „Spatform" van Lues.
Ook Breinl (6), die op de eilanden in de buurt van Queensland (b. v. Murray-Island) verschillende zieken zag en afbeeldde met groote ulcera en Iitteekens op het gezicht, echter zonder aandoening van den beenigen neuswand, neigt tot het aannemen van Syphylis, zonder framboesia uit te kunnen sluiten, hoewel hij in zijn rapport uitdrukkelijk zegt, bij het vluchtige onderzoek geen zekerheid te hebben kunnen krijgen.
Nog voorzichtiger is Fülleborn (7) in zijn uitspraak. Op zijn reis over de Zuidzee-eilanden zag hij verschillende „Gangosa"-gevallen, kon ze tijdens het korte verblijf niet nader onderzoeken en sprak het vermoeden uit, dat zij op verschillende aetiologie berusten.
In een redactioneel berichtje over „Gangosa" maakt G. M. Giles (8) opmerkzaam op een onder den naam „pinakh" (etterneus) in Britsch-lndië voorkomende aandoening. In oorsprong is het een ozaena, die dan eierl eggende vliegen aantrekt. De uitgekomen larven vreten den neus uit en eerst als de opening wijd genoeg is, kan door reiniging genezing volgen (ook van de ozaena? (ref)) met cicatrisatie. Hij meent dan, dat wellicht alle gevallen van „Gangosa" op deze wijze ontstaan en verzoekt zijn collegae daar eens op te letten.
Thans volgen de schrijvers, die de Gangosa tot de Framboesia rekenen. Het schijnt, dat reeds in 1839 Dr. James Maxwell in Jamaica dergelijke afwijkingen zag en ze beschreef in een Essay (Observations on Yaws-Edinburgh 1839-aangehaald uit Leys (23)) en die hij hield voor Yaws. Van den lateren tijd wjl ik de volgende schrijvers vermelden: KrMmer (9). Hij beschrijft een geval, waarbij neusrug en harde verhemelte vernietigd en de tanden door ziekte van de bovenkaak uit hun onderlinge verband gerukt waren. Daarbij was het manubrium sterni aangevreten en bestonden uitgebreide, ingetrokken Iitteekens op rechter boven-en