I. Dat wij hier niet te doen hebben met Lupus, blijkt uit het ontbreken van eenig spoor van ulceratie of knobbeltjes, terwijl toch lupus, aan zichzelf overgelaten, bij een dergelijke uitbreiding niet geneest. Ook de strenge localisatie op het gelaat, met vrijlating van den hals, doet de lupus niet waarschijnlijk zijn, evenals het in dergelijke uitgebreide mate verdwenen zijn van been èn kraakbeen.

II. Lepra: geheel gemist worden alle teekenen van een bestaande lepra, zooals atrophieën, zenuwverdikking, knobbels en ulceraties, terwijl ten overvloede nog bij twee der lieden vergeefs gezocht werd naar zuurvaste bacteriën in het neusslijm.

III. Syphilis: het is bekend, dat de tertiaire lues op het gelaat en de neus-keelholte beperkt kan blijven (Neumann). Toch zou het wel toevallig zijn, dat bij vier patienten met deze localisatie alle teekenen van een voorafgaand stadium ontbraken, geen ulceraties, geen litteekens aan penis of andere deelen van het lichaam; behalve de bij nagenoeg eiken inlander voorkomende litteekens, heeft slechts geval 4 een grooter litteeken bij de linker knie.

Verder was, behoudens wellicht een hier of daar sporadisch opgepikte dosis joodkali, geen behandeling geschied; welke zware beenaandoeningen b.v. zou men dan niet mogen verwachten bij een dergelijk syphilitisch proces? En nu is het opvallend, dat er electie heeft bestaan voor het neus-en verhemelte-been èn kraakbeen, waardoorookeen eventueele onderscheiding tusschen lupus en lues niet op zou kunnen gaan. Verder had geval 3 een zóó gezonde progenituur en was zijn ega vrij van miskramen, dat ook hierdoor groote twijfel aan het bestaan van lues moet opkomen. Eindelijk zou met het oog op den jeugdigen leeftijd, waarop de ziekte begonnen is, slechts aan een heriditaire syphilis gedacht kunnen worden, waartegen weer de uitstekende lichamelijke ontwikkeling der lieden pleit. Daar echter de observatie in den vóór — Schaudinn en wassermann'schen