dergelijke gewaarwordingen, waarop wij eenigszins nader zullen ingaan. Wij hadden een gevoel van sterke verblinding, waardoor aanvankelijk de rijen van kleinere letters zich werkelijk slechts als wazige strepen voordeden. Spanden wij ons dan in, om toch duidelijk te zien, dan werden de letters plotseling voor een zeer kort oogenblik goed zichtbaar, om daarna weer te verdwijnen. Dit verschijnsel herhaalde zich eenige malen, totdat wij al spoedig de proef moesten staken wegens vermoeidheid van het netvlies.

Het schijnt, dat de visus gedurende eenige opeenvolgende, zeer kleine tijdseenheden onder deze omstandigheden kan worden voorgesteld door een golflijn. Het is hoogst waarschijnlijk dit verschijnsel, hetwelk sommige der onderzochte personen beschreven met de woorden „de letters dansen."

De visus bleek aanmerkelijk gedaald te zijn; vóór de pupilverwijding lazen wij de met 6 geteekende SNELLENsche letters met: O.D. op 11 Meter, O. S. op 13 Meter; er na met O.D. op 6 Meter, O. S. op 7 Meter [binoculair niet beproefd wegens anisometropie].

Voor een klein deel is die daling der gezichtsscherpte stellig toe te schrijven aan den ongunstigen invloed, dien een wijde pupil, ook zonder overbelichting, op het vermogen van het optisch stelsel heeft; de spherische aberatie doet zich sterker gevoelen, en geringe graden van lens-astigmatisme, die onder gewone omstandigheden door ongelijkmatige contractie der irisspieren opgeheven worden, zullen nu' storend werken. Deze factoren komen echter nauwelijks in aanmerking tegenover de storing, teweeggebracht door het ver overschrijden van het belichtingsoptimum. De verkregen cijfers, aangevende de afstanden, waarop de letters en figuren herkend werden, mogen dan ook naar onze meening volstrekt niet beschouwd worden als maten voor het vermogen van het optisch stelsel op zich zelve onder deze omstandigheden. Zij geven veel meer aan de mate van torpor retinae bij de verschillende personen. Hierin ligt vermoedelijk