toekomst ernaar te streven om de wetenschappelijke waarde der oorspronkelijke bijdragen zoo hoog mogelijk op te voeren, aan hen, die indertijd mijn artikelen in den feestbundel en deel 51 van ons tijdschrift gelezen hebben, is het bekend, dat naar mijn meening dit niet alléén het doel voor de verdere ontwikkeling van ons orgaan zijn mag en zijn kan. Dit kan het doel niet zijn, omdat voor een geregeld verschijnend tijdschrijft de toevoer van wetenschappelijk hoogstaande bijdragen niet voldoende is; een tijdschrift vrijwel afhankelijk te stellen van enkele personen, die geregeld voor copie zorgen, of door gebrek aan goede stukken gedwongen te zijn, bijdragen op te nemen, die men er feitelijk liever niet in zag opgenomen, is een toestand, die niet bestendigd worden mag Verbetering is hierin m.i. in de naaste toekomst niet te verwachten, vooral niet, waar het Hoofdbureau van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst sedert kort besloten heeft, belangrijke onderzoekingen, verricht door geneesheeren van dien dienst, in „meded«eiingen van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst" in het licht te doen verschijnen; daardoor toch wordt de hoop, dat van dezen jongen diensttak een nieuwe toevloed van zuiver wetenschappelijke bijdragen zou komen, vrijwel den bodem ingeslagen.

Maar bovendien mag het m. i. ons streven niet zijn het tijdschrift alleen in die richting te sturen, omdat mij zoo herhaaldelijk gebleken is, dat de leden onzer vereeniging er andere eischen aan stellen, en wel in de eerste plaats een periodiek wenschen, waar de medicus practicus in Indië datgene in vindt, waarin hij belang stelt.

Reeds vroeger heb ik uiteengezet, hoe jk hoopte door de uitgave van een hoofd blad, waarin alle wetenschappelijke mededeelingen moeten komen, en een bijblad,— geheel van het eerste gescheiden, — waarin datgene medegedeeld wordt, wat voor de leden onzer vereeniging alléén van belang kan zijn (mededeelingen der vereeniging,