het feit, dat èn van den kant van de vrouwen èu van dien van den arts een zeker optimisme bestaat ten opzichte van climacterische bloedingen. 57% waren ter operatie opgestuurd en 28% waren door den arts zelf in behandeling genomen, en eerst na maanden, toen de gevallen inoperabel geworden waren, opgezonden.
Vele vrouwen hadden vroedvrouwen geconsulteerd en in 78% van die gevallen waren de patienten door de vroedvrouw zelve in behandeling genomen. De hoofdschuldige blijft echter de patiente zelf. Winter berekende, dat 87% van de vrouwen de eerste maand en 40% het eerste kwartaal lieten verstrijken vóór den arts of de vroedvrouw over hun toestand te consulteeren.
Willen wij, waar dan ook, zooals uit de gegevens in Duitschland blijkt, met succes het carcinoma uteri bestrijden, dan moeten deze feiten den arts onder het oog worden gebracht; ook de vroedvrouwen en verpleegsters, tot welke bij eene geslachtsafwijking nog een aanzienlijk aantal vrouwen zich het eerst wendt, maar vooral door geschriften onder de bevolking te verspreiden, en ze zoo bekend te doen worden met de symptomen, het gevaar en alle factoren, waardoor een radikale genezing in de hand gewerkt kan worden. Zoo slechts kunnen aan de verschillende beweegredenen, die maken, dat de meeste vrouwen zich onttrekken aan medischen raad, de kop worden ingedrukt; deze zijn schaamtegevoel, vrees voor de onkosten en vrees voor de operatie. Dat Winter's methode geholpen heeft, blijkt wel hieruit, dat eenigen tijd na de verspreiding van geschriften onder de vroedvrouwen 47%, later 86% en nu haast alle vrouwen ter onderzoek en ter operatie worden opgezonden.
Weigert de patiente zich te doen curetteeren voor een diagnostisch onderzoek, ook nadat ze op 't gevaar en den toestand, waarin ze verkeert, is gewezen, dan is men feitelijk principieel verplicht elke andere behandelingsme-