cijfers door Czerny in de Münchener Wochenschrift N° 41 1912 gepubliceerd. Hij berekent, dat per jaar 50 duizend menschen in Duitschland aan carcinoom sterven, en dat er meer dan 100 duizend aan carcinoom lijdende menschen in Duitschland leven.
Runge berekende aan een groot klinisch en sectiemateriaal, dat per jaar in Duitschland 23 duizend vrouwen aan carcinoma uteri succombeerden, terwijl Schröder vaststelde, dat van 20 duizend aan carcinoom overleden vrouwen, 7 duizend, dus meer dan een derde aan carcinoma uteri stierven. Waarschijnlijk zijn de cijfers van Runqe wat te hoog gesteld, hoewel zij kloppen met de WiNTER'sche cijfers. Döderlein taxeert echter liet sterftecijfer maar op 15 duizend. Treub geeft op, dat gerekend in 4 perioden van 6 jaar, de carcinoomsterfte bij mannen in Amsterdam 2931 en bij vrouwen 3882 bedroeg, waarvan 887 aan carcinoma uteri. In de CHROBAKsche kliniek te Weenen bevonden zich onder de 60 duizend gynaecologische patienten 1808 uteruscarcinomen, dat is dus 3%, in München 6°/o-
Indien men eens aannam, dat onder de bevolking hier, wat volgens den tegenwoordigen stand van zaken absoluut niet te contröieeren is, even frequent carcinoom voorkomt, dan zouden wij moeten aannemen, dat er per jaar 25 duizend menschen aan carcinoom sterven, waarvan plus minus 8 duizend aan carcinoma uteri, en zou er dus op 1400 personen één geval van carcinoma voorkomen.
Van geen tropisch land zijn nog goed geconstateerde cijfers hieromtrent gepubliceerd, zoodat èn de bewering van Davidson èn die van Aschoff voorloopig als onbewezen mogen beschouwd worden. Dat echter door betere diagnostiek en andere hulpmiddelen, de ziekte veelvuldiger gezien wordt, zoodat van 1846 tot nu het carcinoom van 450 tot 1010 per jaar op het miljoen gestegen is, blijkt ook uit het feit, dat men naar aanleiding hiervan in Duitschland zich de vraag ging stellen, of deze vermeerdering van de carci-