palpatie van het corpus en de inspectie van het ostium externum doen ons op onze hoede zijn.
Ten slotte moet men, indien we bij de sondeering, die het curettement vooraf gaat ten einde richting en verloop van het cavum uteri te bepalen, in een bochtige holte komen, waarin de sonde niet kan doordringen, zoodat het vermoeden bestaat, dat wij te doen kunnen hebben met een submuqueus myoom, ons zoo veel mogelijk van den ingreep onthouden, en liever na dilatatie de holte met den vinger aftasten, daar het morcelleereu van een myoom uitgebreide necrose en sepsis ten gevolge kan hebben.
Het digitale onderzoek of de directe operatie bij verdachte symptomen mag evenwel niet achterwege blijven, aangezien een combinatie van carcinoom of sarcoom met myoom niet zoo zeldzaam is. Verder geldt als regel, dat men den uterus slechts in gecontraheerden toestand curetteeren mag.
Indien wij eene patiente aan een operatieven ingreep onderwerpen ter vaststelling van de diagnose, moeten wij er van overtuigd zijn, dat er met de therapie ook wat bereikt kan worden en dan dringt zich de vraag op, hoe en op welke wijze kunnen wij het sterftecijfer bij het carcinoma uteri doen afnemen. Zonder twijfel lukt het in een belangrijk deel van de gevallen, het uteruscarcinoom recidiefvrij te opereeren. Tot dusverre wordt niet over andere bestrijdingsmiddelen met kans op succes beschikt. Wel kan men de symptomen bij recidief en bij inoperabele gevallen belangrijk doen afnemen en de nieuwvorming zelfs aan de oppervlakte doen verdwijnen door eene gecombineerde Röntgen-behandeling, doch proeven van Perthes, Bruns, Lassa, Mertens en anderen, met Röntgenstralen genomen, ten einde een absolute sanatio te verkrijgen, hebben alle gefaald. Ook de kathodestralen van Strebel en de radiumbehaudeling werden met negatieve resultaten beantwoord.
In zoo goed als alle groote duitsche klinieken is principieel de WERTHEiMsche operatie met de BuMM'sche modi-