asthenisch verloop van de ontsteking. Immers, de vergrooting en de vermeerderde consistentie in het stadium van de roode hepatisatie moeten bij de pneumonie worden verklaard uit de opvulling van de alveolen met sero-fibrineus exsudaat; de overgang in de grijze hepatisatie wordt vooral veroorzaakt door de drukverhooging in de long, waardoor de capillairen worden leeggedrukt, terwijl ook het betrekkelijk snelle verloop wel evenals deze beide verschijnselen een uiting is van de krachtige reactie van het lichaam.

Deze atypische vormen worden in Europa hoofdzakelijk gevonden bij oude en verzwakte personen. Waarom ze hier zoo veelvuldig voorkomen, waag ik niet te beantwoorden. Alle lijders op één na waren inlanders en dwangarbeiders; de meeste echter vertoonden voor hun ras een stevigen bouw, terwijl de voedingstoestand dikwijls een uitstekende was. Hier geldt dus mutatis mutandis, wat Kiewiet de Jonge op p. 862 bij de localisatie in de bovenkwab opmerkte: „het waren niet alleen de oudjes en zwakken, die „een slappe pneumonie vertoonden."

Wat betreft de reactie van de pleura, in geen enkel geval dat ter sectie kwam, ontbrak de pleuritis serofibrinosa. In de meeste gevallen echter was ze beperkt tot de aangetaste longgedeelten, die met een, vrij gemakkelijk af te pellen fibrineinetnbraan waren bedekt; somtijds echter bestonden daar adliaesies met de pleura costalis.

In een vijftal gevallen echter was de pleura over veel

grooter uitgebreidheid aangetast. Bij B (X) was de

linker long bijna geheel met den thoraxwand verkleefd, evenals met de pleura inediastinalis. Bij lospellen bleek bovendien ± 150 c. c. vocht aanwezig. Tjonek (XVI) vertoonde boven de linker long een tot liet aangetaste longgedeelte beperkte pleuritis sicca fibrinosa, die echter reeds tot verklevingen met den thoraxwand aanleiding had gegeven. Rechts daarentegen was de geheele long met een fibrineïnembraan bedekt, deels met den thoraxwand verkleefd,