b. de grijze hepatisatie. De zieke longdeelen zijn hierbij nog in volumen toegenomen, de kleur is grijs tot grijsgeel geworden, de consistentie is ongeveer ais bij de roode hepatisatie. De doorsnede verschilt van het vorige stadium alleen door de grijze kleur, terwijl de korrels mogelijk iets weeker zijn geworden.
Microscopisch vindt men een vermeerdering van liet aantal polynucleaire leucocyten, gepaard met beginnend verval van de fibrine, terwijl de vaten weinig bloed bevatten.
Deze toestand gaat ook weer geleidelijk over in het laatste stadium, dat der resolutie. Meestal geschiedt dit reeds na 2 a 3 dagen. De consistentie van de kwab wordt weer minder vast, op doorsnede ziet men de korreling verdwijnen, het sneevlak is bedekt met een eerst troebele, slijinige, later meer etterachtige massa. Bij vingerdruk verscheurt het longweefsel nog zeer gemakkelijk.
Microscopisch ziet men geheele vervloeiing van de fibrine en verval van de leucocyten, terwijl men verder de detritusmassa langs de lymphebaan ziet wegvoeren. Ook macroscopisch kan men deze gevulde lymphevaten dikwijls als geelwitte strepen over het weefsel zien verloopen.
Op enkele plaatsen wordt de long daarna weer luchthoudend, terwijl hand aan hand met de resorbtie van het exsudaat de vaten zich weer vullen, zelfs meerdere vulling dan normaal vertoonen, zoodat de long rooder is dan gewoon.
Deze luchthoudende gedeelten vloeien samen, totdat de geheele longen ± 14 dagen na het begin van het proces weer geheel luchthoudend zijn.
De alveolairwanden worden van uit de gespaard gebleven epitheelcellen van eindblaasjes of kleinste bronchioli weer met epitheel overgroeid.
De hier in Batavia waargenomen gevallen vertoonden de zelfde stadiën als bij de typische croupeuze pneumonie worden gevonden. De long vertoonde dus macroscopisch de boven