alveolen grootendeels gevuld zijn met een exsudaat, hoofdzakelijk bestaande uit een sereus vocht inet enkele afgestooten alveolairepitheelcellen, enkele leucocyten en op het laatst ook een paar fibrinevezels.
Dit stadium gaat na 1 a 2 dagen over in het tweede, dat van de hepatisatie.
a. Bij de roode hepatisatie is de oppervlakte meestal bedekt met een samenhangende fibrinemembraan. Verwijdert men deze, dan ziet men dat de pleura droger is dan in het vorige stadium. De aangetaste louggedeelten zijn vergroot, tegen den thoraxwand aanliggend; de kleur is donkerrood, de consistentie aanzienlijk vermeerderd, zoodat het weefsel op aanvoelen gelijkt op een lever. De doorsnede is rood tot grauwrood, korrelig, de korrels zijn grauwer dan de tusschengelegen deelen.
Schraapt men met het mes over de doorsnede, dan ziet men in het troebele, bloederige schraapsel min of meer van deze korrels drijven, die als afgietsels van alveolen, eindblaasjes en deels zelfs kleinste bronchioli te herkennen zijn.
De long is geheel luchtledig, zeer broos, zoodat ze bij vingerdruk gemakkelijk scheurt. Het weefsel zinkt in het water.
Microscopisch ziet men de vaten nog altijd overvuld met bloed. De alveolen, eindblaasjes en bronchioli zijn gevuld met een netwerk van fibrine: in de mazen hiervan ziet men min of meer talrijke roode bloedlichaampjes, eenkernige cellen, waarschijnlijk deels alveolairepitheelcellen, deels mononucleaire leucocyten, en polynucleaire leucocyten. Het epitheel van de aangetaste gedeelten is grootendeels afgestooten.
Ook de alveolairwanden zijn meestal gezwollen, met cellen geïnfiltreerd, terwijl men daar in de lymphespleten ook fibrinestolsels kan vinden.
Meestal duurt dit stadium 3-4 dagen, gaat dan ook weer geleidelijk over in:
27