Doyen, Escat en Georges Laurens, chirurgen die men waarlijk niet van timiditeit beschuldigt, hebben met deze „méthode simple" (Doyen, Sur 1' extirpation extemporanée par les voies naturelles des gros polypes naso-pharyngiens, Presse medicale 1897) betere resultaten dan met de diverse „méthodes composeés".
Goede beschrijningen der methode vindt men in: Monod et Vanverts: Traité de technique opératoire, 1907, Tomel;
Doyen: Traité de therapeutique chirurgicale et de technique opératoire, 1909, Tome II;
Escat: Traité tnédico-chirurgical des maladies du pharynx, 1900; en Technique oto-rhino-laryngologique, 1908;
Georoes Laurens:Chirurgie oto-rhino-laryngologique, 1906.
De heer Knoch demonstreert een jongmensch met een gewrichtsmuis in de rechter knie; spreker laat een Röntgenfoto zien, en zal later op dit onderwerp terugkomen.
De heer Samuels demonstreert vervolgens de praeparaten, afkomstig van het in de Februari-vergadering door den lieer Knoch vertoonde haematoom van den salpinx, en houdt daarna een voordracht over de diagnostische waarde van het proef-curettement. Een en ander zal in het Tijdschrift afgedrukt worden.
Gewone vergadering van 17 April 1913.
De heer Grijns doet een mededeeling over een bacteriologisch novum, nl. bacteriën, die verzadigde koolwaterstoffen (paraffine, benzine, petroleum enz.) splitsen, en als C-bron gebruiken kunnen.
Het betreft onderzoekingen van Dr. N. E. Söhngen in het laboratorium van prof. Beyerinck te Delft.
Schrijver legde eerst ruwculturen aan, door nl. 1 gram tuingrond (later ook 1 cc. grachtwater) te vermengen met den volgenden voedingsbodem:
duinwater 100; bikaliumphosphaat 0.05; chloorammonium 0.05; l°/o der te onderzoeken koolwaterstof, die tot emulsie gebracht werd.