vrij wonende Inlanders een kampong werd aangeboden, bestaande uit huizen, waar licht en lucht vrijen toegang hebben, en dat men ze hun eenige weken vrijelijk te bewonen gaf en daarna den toestand ging opnemen, zou men de illusie durven koesteren, ook maar een enkele woning te zullen aantreffen, die niet met behulp van allerhande vernuftige hulpmiddelen, zooals alleen een Inlander ze weet uit te vinden, tegen het binnendringen van beide zouden zijn gevrijwaard?

De quaestie is brandende; ik geef het volkomen toe. Maar of voor Indië het tijdtstip gekomen is, het dynamisme eener woningwet in beweging te stellen om haar oplossing 11a te streven, hiervan bezit ik de overtuiging helaas niet. Op dit punt betoont Kiewiet de Jonge een optimisme . . . . , dat ik hem benijd.

Over woningverbetering als middel ter bestrijding en voorkoming van het pestgevaar op Java heeft de adjunctinspecteur van den geneeskundigen dienst Dr. O. L. E. de Raadt onlangs een studie in het licht gegeven, waarin woningwetten, met strenge voorschriften en strafbedreigingen en een specieel Staatstoezicht, worden aanbevolen. Uitteraard, dit erkent de schrijver, zullen er steeds overtreders zijn. De straffen dienen dan te worden verzwaard. De „wet op de dieven" is reeds eeuwen oud, en toch wordt er nog ten huidigen dage gestolen. Aldus Dr. de Raadt. ')

De wet van het mijn en dijn is echter een andere dan waarmee wij hier te doen hebben. Tegen haar zondigt ieder, die haar overtreedt, bewust en opzettelijk; een bizondere geestelijke ontwikkeling is voor haar begrip niet noodig. Een vergelijking van deze natuurwet met een zeer kunstmatige, door menschenhanden te schrijven wet van ingewikkelden inhoud (men leze er de lijvige folianten literatuur

') 57e Bulletin van den Bond van Geneesheeren in N. I., Semarang, 1912; blz. 43.