worden beantwoord, en wel omdat liet artesisch water van Batavia allerlei eigenschappen bezit, die het voor drink- en kookwater weinig geschikt en zelfs voor wasch- en badwater niet aantrekkelijk maken. De temperatuur is te hoog. Het heeft, door zijn ijzergehalte, een bruine kleur. Het bevat gassen, die het een onaangenamen geur en smaak geven. Dikwijls zijn deze zoo intensief, dat het vertrek, waarin zulk water is gebruikt, naar zwavelwaterstof riekt en het gebruik een gevoel van walging teweegbrengt. Door het water te koken en te laten uitdampen en daarna te filtreeren en af te koelen kan het voor het gebruik geschikt worden gemaakt. De kampongbevolking past deze procedures evenwel niet toe. Zij verklaart het artesisch water grootendeels ongeschikt en verkiest haar eigen gevaarlijk put- en rivierwater, dat wij door het leidingwater juist wenschen te verdringen.
Het artesisch water vóór het aftappen in het groot te ontijzeren, ontgassen en af te koelen, zou, zoo al technisch uitvoerbaar, zeer hooge kosten meebrengen.
Wanneer wij de verspreiding van ziekten door drinkwasch- en badwater willen voorkómen, moet elke bron van geinfecteerd en verdacht water in en bij de kampongs worden afgesloten. Alle putten moeten worden gedempt; het baden in de rivieren en slooten moet worden verboden.
Dit nu kan en mag alleen dan geschieden, indien onberispelijk water in de gewenschte hoeveelheid daarvoor in de plaats kan worden gegeven. En aan dezen eiscli voldoet het artesisch water te Batavia niet. Voor verschillende doeleinden zal het stellig kunnen worden aangewend, en hierdoor zal op het langs anderen weg te verkrijgen drinken kookwater kunnen worden bespaard; de voorziening in drink- en kookwater zelf zal echter op andere wijze moeten geschieden. De hiertoe open staande weg is door de Commissie duidelijk aangewezen. Wanneer haar wensch wordt verwezenlijkt en het door den Ingenieur Weys ontworpen