Ik noemde boven een derde soort ratten, behoorende tot het geslacht Gunomys, die bij het verspreiden van pest een rol kan spelen. Het zijn groote dieren, die in BritschIndische steden veel zijn aangetroffen en waarvan van Loghem ook in het Malangsche exemplaren, tot in de hoogst gelegen onderdistricten, heeft gezien. Komen zij te Batavia en Priok ook voor? Welken invloed oefenen zij op de frequentie van andere rattensoorten uit? De vraag is daarom weer van zoo groot gewicht, omdat volgens sommigen Mus decumanus niet kan bestaan waar bepaalde Gunoinys-soorten voorkomen. Dit blijkt bijv. uit de rattenbevolking van de havenplaats Madras, welker betrekkelijke pest-immuniteit wel eens aan deze omstandigheid is toegeschreven. Vraagteekens en nog eens vraagteekens echter nemen hier de plaats in van de zoo gewenschte zekerheid.
En aan welke wetten gehoorzamen bij ons de vlooien?
Welke soorten leven op de ratten en kunnen zich dus in tijden van rattenpest op deze dieren infecteeren en daarna den mensch bedreigen? Menschenvlooiën (Pulex irritans) . en hondenvlooiën (Pulex serraticeps) zijn in Britsch-lndië en in het Malangsche nooit op ratten aangetroffen. Mag men ook te Batavia daarop rekenen?
En hoeveel pestvlooiën (Xenopsylla cheopis) parasiteeren gemiddeld op één rat? Is dit getal in pest-vrije tijden constant? Zoo niet, waar is het onder normale omstandigheden afhankelijk van?
Dit alles dient men te weten om zich van de beteekenis van plotseling zich voordoende schommelingen rekenschap te kunnen geven. Vóór het uitbreken van menschenpest is elders een sterke toename van het aantal vlooiën per rat geconstateerd: de uiting van het sterven van veel ratten aan rattenpest, ten gevolge waarvan het aanwezig aantal vlooiën zich over een kleiner aantal ratten te verdeelen heeft: de „vlooiën-index" neemt toe. Wij zijn hierdoor een waarschuwingsteeken rijker geworden. Hiervan moetin