„bruine rat", Noorweegsche rat, een beest van grooter afmetingen dan de huisrat en de sawahrat, nestelt buitenshuis. Zij heeft dus weinig direct contact met den mensch, en a priori zou men geneigd zijn, haar als pestoverbrengster weinig te duchten. Daar zij bovendien de neiging heeft, de huisrat („zwarte rat", Mus rattus in den engeren zin) te verdringen, zou zij zelfs een zekeren invloed ten goede kunnen uitoefenen: de huisrat wordt naar de bovenverdiepingen der woningen verjaagd, de afstand tusschen haar en den mensch dus vergroot, hetgeen de kansen van het overgaan van pestvlooiën van de huisrat op den mensch sterk vermindert. Zelfs kan rattus door decumanus uit een bepaalde streek, stad of land, worden verjaagd. In de stad Tunis bestaat de rattenbevolking voor 95% uit decumanus. In het binnenland van Tunis komt decumanus daarentegen niet voor. ') In Engelsch-Indië is zij tot de havenplaatsen beperkt. In Deli is zij door van Loghem en de Bussy niet aangetroffen; evenmin door den eerste in liet Malaugsche. Daarentegen wel te Semarang, te Kediri, te Soerabaya, Pasoeroean en Probolinggo, en ook te Batavia. Zal zij in onze woonplaats, door het verdrijven of op afstand houden van de huisrat „Ie beau röle" spelen, of hebben wij haar als pestbode te vreezen? Zij nestelt weliswaar buitenshuis; maar op haar strooptochten bezoekt zij geregeld de woningen. Zij proviandeert er zich en kan daarbij licht om liet leven komen, vooral indien zij, door pest geinfecteerd, in haar verweer was gehandicapt. Dat zij aan deze ziekte onderhevig is, is veelvuldig geconstateerd. Te Bombay is zij verantwoordelijk voor de snelle uitbreiding van rattenpest in den aanvang der periodieke epidemieën. Pestvlooiën vervoert zij in grooten getale. Na haar dood verlaten deze het koud

') Zie Dr. J. J. van Loghem: „Eenige epidemiologische gegevens omtrent de pest op Java", Geneesk. Tijdschr. v. N. I., Dl. 52, 1912; blz. 207.