Zoo vond Panse, dat in Afrika, waar evenals op Java infectiekansen het geheele jaar door bestaan, de infectiegraad in den regentijd veel liooger is dan in den drogen tijd. Ziemann nam waar, dat in West-Afrika de malariacurve tegen het eind van den regentijd de grootste hoogte bereikt. Flu wees in de malariakrommen voor Suriname twee akme's aan, de eerste kort na den grootsten regenval in den kleinen regentijd, de tweede kort na den grootsten regenval in den grooten regentijd. ')
Het sterk heerschen van malaria te Semarang in den Oostmoesson gaf Dr. De Vogel aanleiding tot het instellen van een onderzoek naar de veelvuldigheid van het voorkomen van broedplaatsen voor malariamuggen in de verschillende jaargetijden. En dit bracht aan het licht, dat te Semarang in den Westmoesson reeds spoedig wateraanzamelingen ontstaan, waar géén Anopheleslarven voorkomen, en dat het geheel verdwijnen dezer plassen, door het geringe terreinverval en de moeilijke toegankelijkheid van den bodem voor water, eerst laat in den Oostmoesson plaats heeft. Gedurende dit indrogingsproces blijven kleine geisoleerde poelen aan den rand dier wateraanzamelingen achter. In zulke kleine poelen, die dus in den Oostmoesson ontstaan, werden tallooze larven van malariamuggen gevonden.
Waarom nu bevatten de groote wateraanzamelingen geen larven? Waarom waren zij ongevaarlijk, terwijl de kleine randpoelen zoo gevaarlijk bleken? Het antwoord gaf de volgende ontdekking:
De groote wateraanzamelingen bevatten visch, die de muggenlarven verslonden, terwijl tijdens den Oostmoesson het leven dier visch in de ondiepe randpoelen onmogelijk werd gemaakt, doordat de tropische zon de eenige centimeters diepe laag water verhitte tot temperaturen,- welke wèl door de larven maar niet door de visch werden verdragen.
*) Zie P. C. Flu, I. c., blz. 50.