Liverpool'sche tropisch-geneeskundige school uitgegeven. ') Wij zien er o.a. uit, dat na de anti-malariacampagne, te Klang en Port Swettenham gevoerd, het aantal certificaten voor verlof wegens ziekte van 236 in 1901 tot 23 in 1903 en 4 in 1905 is gedaald; terwijl het aantal verlofdagen wegens ziekte van ambtenaren in den zelfden tijd van 1026 tot 30 per jaar is afgenomen. Na Juli 1904 heeft te Port Swettenham geen enkele officier aan malaria geleden. In 1909 kon onder 463 Inlandsche kinderen slechts bij 3.8°/o een miltzwelling worden aangetoond; en dat, hoewel „not one single grain „of quinine was given to „any of the population".

Op een van de buiten-ondernemingen waren in 1907, na pas begonnen ontginning, van de 300 koelies 34 weggeloopen en zeiden na een maand 125 hun contract op; in Juli van dat jaar heerschte de malaria onder de koelies zoo hevig, dat van de 245 maar 167 eenig werk konden doen. In 1910, na een stelselmatige muskieten-campagne, kwam malaria op de zelfde onderneming niet meer voor. Van 51 kinderen had 1 een voelbare milt; dit kind was van elders geïmmigreerd.

Wat Java betreft, zijn gedocumenteerde berichten over resultaten van op eenigszins groote schaal toegepaste malaria-prophylaxe mij alleen uit een publicatie van Dr. Terburgh bekend. 2) In 1907 werd in het garnizoen te Semarang een consequente chinine-prophylaxe en een regelmatige nabehandeling van koortslijders ingevoerd; in dat jaar en in 1908 werden de beide kazernes van gaasafsluiting voorzien en de klamboes afgeschaft. Hoewel 1908 en 1909 voor de nagenoeg onbeschermde bevolking van

') Malcolm Watson: „The prevention of malaria in the Federated Maiay States". Liverpool, 1911 •

a) Dr. J- t. terburgh: „Malaria-bestrijding in het garnizoen te Semarang". Feestbundel van het Geneesk. Tijdschr. v. N. I-, 1911; blz. 374-383.