De vraag, welke practische uitkomsten een goed georganiseerde bestrijding der malaria in tropenlanden en tropensteden kan opleveren, is in vroeger jaren door verschillende beoordeelaars, naar gelang van hun temperament, met een mindere of meerdere mate van skepticisme beantwoord. De gunstige ervaringen, onder zeer verschillende omstandigheden in de laatste jaren op talrijke plaatsen verkregen, laten voor een berustend twijfelen geen ruimte meer.

Het voorbeeld voor een krachtige campagne is gegeven door Italië, waar vóór 1898 jaarlijks meer dan 12000 menschen aan malaria stierven.

Dit aantal was in 1908 tot 3400 gedaald. Italië is het land van de eerste klassieke proefnemingen op dit gebied. In 1898 was door Ross de rol der muskieten in de verspreiding der ziekte aangetoond. Reeds in een jaarverslag over 1900 kon de Britsche consul te Napels rapporteeren, dat het succes van de daarop berustende maatregelen „absolutely marvellous" was geweest. In 1901 was het aantal koortslijders in de Campagna, dat kort tevoren over de 20°, 0 had bedragen, tot 3.7°/0 gedaald.

In Japan konden al spoedig even gunstige resultaten worden geboekstaafd. De eerste goed geslaagde proef werd op Formosa genomen, waar van 115 tegen muskietenbeten gevrijwaarde soldaten gedurende eenige maanden geen enkele malaria kreeg, terwijl van 707 onder de zelfde omstandigheden levende maar niet beschutte soldaten in den zelfden tijd 251 werden aangetast.

In de tropen heeft een der eerste proefnemingen onder leiding van Robkrt Koch leStephansort (Duitsch NieuwGuinea) plaats gehad. Hier werd van het beginsel uitgegaan, dat sterilisatie van het bloed van alle malarialijders met behulp van chinine de verdere verspreiding van malariakieinen onmogelijk maakt. Deze leven toch alleen in het bloed der lijders en in de ingewanden der overbrengende insecten.