Op de suikerondernemingen werken 39000 volwassen koelies. Hiervan zijn gemiddeld gedurende 3 maanden van het jaar 15%, d.i. 5850 koelies, ten gevolge van malaria buiten staat tot werken. Dit veroorzaakt een invaliditeit van 1 koeliekracht gedurende meer dan 500.000 dagen. Voor eiken koelie beteekent 1 dag arbeidsverlies een geldelijk verlies van 20 cent, voor den werkgever van 1 gulden, tezamen een verlies van ƒ 1.20; per jaar dus voor den ondernemer een verlies van '/2 millioen gulden, voor de koelies een verlies van één ton. Hier komen nog eenige tienduizenden guldens bij voor malarialijderessen onder de vrouwelijke koelies (8000 in aantal) en voor zieken onder de koelies, buiten de ondernemingen wonende (30.000 in aantal), die resp. 16 en 40 cent per dag „waard" zijn. Aan ziekenhuisbehandeling voor malaria wordt op Mauritius bovendien jaarlijks volgens een berekening van Dr. Bolton ongeveer ƒ 800.000 uitgegeven.
In Jamaica zijn volgens de gegevens van Dr. Prout op de suiker- en banaan-ondernemingen gemiddeld de koelies 16% van de werkdagen, dus meer dan 50 dagen per jaar, door ziekte, voornamelijk malaria, verhinderd te werken. Per jaar wordt voor het onderhoud en de behandeling van koortslijders alleen meer dan ƒ 75.000 uitgegeven. De Regeering heeft in 1910 f 60.000 voor de preventieve bestrijding der ziekte toegestaan. Dit lijkt veel; maar is het in verhouding tot de jaarlijks terugkeerende verliezen, rationeel beschouwd, niet weinig?
In meer concreten vorm nog doet zich het vraagstuk aan onze verbeelding voor wanneer wij de toestanden op een zeer groote onderneming, waar zoowel de sterfte- en ziekteverhoudingen als de oeconomische waarde der werkkrachten nauwkeurig onder cijfers te brengen zijn, in oogenschouw nemen.
Onderstaande tabel, aan een officiëel rapport ontleend, geeft een overzicht van de sterfte- en ziekteverhoudingen