Europeanen betreft volgens de door mij bewerkte officieële opgaven over 1908—1911, voor de Inlanders volgens de voorloopige uitkomsten van het onderzoek in Manggabesar.

De schaal in figuur 24 is, evenals die in de figuren 20 en 22, 10 maal zoo groot genomen als die van de gewone sterfte-diagrammen l°/ooo sterfte aan elk der genoemde doodsoorzaken neemt dus evenveel plaats in als l°/00 totaalsterfte in de gewone grafieken; nl. 2 millimeter. ')

Europeanen. Inlanders.

0/ 0/

/ooo /ooo

Cholera. 27 1 72.8

Pokken. 0.3 66.9

Malaria. 14.2 52.9

Longtuberculose. 17.7 40.9

Dysenterie. 9.4 35.9

Typhus. 15.6 10.0

Andere doodsoorzaken. 207.1 252.5

T o t a a 1: 29.1°/ooo* 53.2°ooo

Conclusies uit het niet in alle opzichten vergelijkbare materiaal 2) te trekken, zou voorbarig zijn. Een aantal vragen dringt zich echter op en pleit onweerstaanbaar voor voortzetting van het aangevangen onderzoek. Ik releveer slechts de meest voor de hand liggende, als deze: Waaraan mag het zijn toe te schrijven, dat cholera en dysenterie onder de Inlanders 3 en 4 maal zooveel slachtoffers hebben gemaakt als onder de Europeanen,3) terwijl voor typhus het percentage bij de laatsten 50% hooger dan bij de Inlanders is geweest? Indien typhus in hoofdzaak op contact-infectie door vliegen en andere insecten

') Fig. 24 is bij het afdrukken echter tot op de helft verkleind. s) Zie de noten omtrent de sterfte aan cholera en pokken onder de Europeanen in 1912 hieronder en op blz. 269.

•) Van 1 Januari—10 September 1912 zijn te Batavia 10 Europeanen aan cholera gestorven. De Europeesche bevolking op 9000 schattende, wordt dit, tot een jaarcijfer herleid, 14.4 0/ooo tegenover 72.8%0o bij de Inlanders.