In de maanden Januari tot en met September 1912 zijn dooi de aan den voorloopigen Gezondheidsdienst verbonden medici (doorgaans 1 of 2 Europeesche en 2 Inlandsche artsen, onder leiding van een voor dit doel te Batavia geplaatsten Adjunct van den Inspecteur van den Burgerlijk Geneeskundigen Dienst in West-Java) 5348 patiënten onderzocht en is in 735 sterfgevallen de doodsoorzaak vastgesteld. Voor de statistiek zijn alleen zulke diagnoses benut, die op nauwkeurige klinische gegevens, waar mogelijk door microscopisch en bacteriologisch onderzoek gesteund, konden worden gesteld (bloedonderzoek bij malaria, Widal'sche reactie bij typiius, microscopisch en cultuur-onderzoek van verdachte cholera-faeces, tuberkelbacillen bij open longtuberculose, enz).
Van de onderzochte zieken waren 4234 in het onderdistrict Manggabesar en de overige 1114 in de 5 andere onderdistricten woonachtig. Dit verhoudingsverschil vindt zijn verklaring in de omstandigheid, dat wij er weliswaar naar hebben willen streven, zooveel mogelijk" a 11 e zieken in alle kampongs onder de oogen te krijgen, maar dat voor de bereiking van dit doel een organisatie van zoodanige uitgebreidheid en zoo groote kostbaarheid noodig zou zijn geweest, dat hieraan met de beschikbare middelen voorloopig niet viel te denken, zoodat wij ons voor een intensief, zooveel mogelijk alle Inlandsche inwoners omvattend, onderzoek tot één onderdistrict hebben moeten beperken, waarvoor het onderdistrict met de grootste mortaliteit (Manggabesar), tevens het centrum van de stad, is gekozen. Hier is voor dit doel een inlichtingsdienst ingesteld, bestaande uit daarvoor speciaal aangestelde, bezoldigde „inlichteis , wier functie het opsporen en registreeren van zieken is. Elke kampong heeft een inlichter. Eiken morgen vóór half acht komen alle inlichters aan het bureau van den Gezondheidsdienst en bieden daar elk hun dagrapport aan, waarin van hun bevindingen in de afgeloopen 24 uur