gepast voor, te dezer plaatse alleen nog een korte mededeeling te doen over een ziekte, die aan de tropen zoozeer eigen is, dat met recht zou kunnen worden gevraagd, wat daaromtrent uit vroegere eeuwen in haar beteekenis voor de algemeene gezondheid te Batavia bekend is. Ik bedoel de lepra.

Hierover hebben verschillende verdienstelijke studiën van J. M. H. van Dorssen het licht gezien, ') volgens welken schrijver nielaatschheid hier reeds in 1629 bekend was.

Dit blijkt uit een clausule in Bontius' „Methodus medendi", waarop ik boven reeds de aandacht heb gevestigd. In hoofdstuk 17 toch van dat werk komt de mededeeling voor, dat „dit schurft, wanneer het veronachtsaemt wert, inson„derheyt in treur-geestige, ende melancholijke lichaemen, „verandert in de Laserije van Arabien, of (dat noch veel „arger is) selfs oock in Olyfants-sieckte". Met de laatstgenoemde aandoening is kennelijk de lepra elephantina der Salernitaansche school bedoeld.

Omstreeks 1655 werden reeds enkele melaatschen op een van de Duizend-Eilanden geïsoleerd en heeft „dese „beklagelijke sieckte, God betere het! sulk een vervaerlijken „voortsettinge gekregen, dat een ieder niet te omsichtig „kan sijn, om sich ook voor alles, waardoor deselve maar „eenigsints sou kunnen onstaan, te wachten". Deze waarschuwing werd gegeven door Ten Rhijne, die van 1681 tot 1700 inspecteur over de leprozen te Batavia is geweest.

In 1667 werd bij Angke een „laserushuijs" gebouwd, dat al spoedig niet voldoende werd bevonden en vanwaar de verpleegden in 1681 naar het „nieuwe melaatshuijs"

') .,De lepra in Ned. O. I. tijdens de 17de en 18de eeuw'', Geneesk. Tijdschr. v. N. I., Dl. 37, 1897; ,.Dr. Wilhelm ten Rhijne and leprosy in Batavia in the 17th century", Janus, 1898; „Eenige aanteekeningen naar aanleiding van Dr. T. Broes van Dort'S studie over lepra'', Geneesk. Tijdschr. v. N. I , Dl. 39, 1899; „Die Lepra in Ost-Indien wahrend des 17. und 18. Jahrhunderts ', Berlin, 1901.