De stad was bovendien ondoelmatig gebouwd. Zij was overbevolkt. De menschen woonden te dicht op elkaar. De huizen, voor zoover zij aan Europeanen behoorden, droegen zoowel wat hun hechtheid als wat hun ondoelmatigheid betrof den stempel van den oud-lndischHollandschen bouwtrant; zij waren somber, bedompt en over 't algemeen vochtig. De afval liep in goten zonder uitloop. In de Inlandsche wijken en Giineesche kamp was de toestand nog erger.
En als dit maar alleen van de verblijven der levenden kon worden gezegd, ware het zoo erg nog niet geweest. Maar tusschen de levenden stapelden zich in den loop van de jaren de overblijfselen der gestorvenen op. Raffles heeft uit officieële documenten opgegeven, dat van 17301752 te Batavia 1119375 lijken zijn begraven. ')
Zoowel Inlanders als vreemde Oosterlingen, met uitzondering van de Chineezen, begroeven hun dooden op hun erven, en dan nog wel zoo oppervlakkig, dat in den regenmoesson de lijken blootspoelden. Hygiënisch onbedenkelijk zal deze wijze van dooden-bezorging zeker niet zijn geweest.
De buiten de stad aangelegde Chineesche graven hadden dat deel van Batavia's omgeving in een chaos van heuveltjes, kuilen en modderpoelen herschapen, waardeverhoudingen voor de ontwikkeling van „miasma's" zóó gunstig waren, dat de in deze buurt geacquireerde koortsen tot de meest kwaadaardige behoorden.
Wegens gebrek aan plaats werden oude graven meermalen geopend en opgeruimd vóórdat de weeke deelen vergaan waren. Kisten met half ontbonden cadavers werden uit den grond gehaald, op stapels geplaatst en taliter qualiter
Semmelink, 1. c., p. 405. De juistheid dezer opgaaf valt overigens zeer te betwijfelen.
13