weinig; in één woord: „de moussoimen zijn veranderd en „gealtereerd", leder weet bijv. volgens dezen schrijver, dat alle plaatsen waar het sterk onweert gezond zijn. Dit is ook de reden, dat landen met hooge bergen oneindig gezonder zijn dan vlakke landen of zeestranden: „omdat er „zeer dikwils donderd, blixemd en regend".

Dat de toename der sterfte in 1732 en 1733 in oorzakelijk verband met het graven van een kanaal van de Mookervaai t ') naar zee, op last van den Gouverneur-Generaal Durven, zou staan, betwijfelt Paravicini ten stelligste; en het is opmerkelijk en leerzaam, te zien, hoe een zoo scherpzinnig en critisch man als deze officiëele raadgever ter verklaring van een toch plaatselijk verschijnsel zijn toevlucht zoekt bij de „moussonnen", waarvan hij zelf verklaart, dat zij „zo wel hier als elder ongereguleerd worden".

Wat het feit zelf betreft, vindt men overigens ook bij andere schrijvers, o.a. hij Stavorinus, aangeteekend, dat de „ongemeene sterfte" in het jaar 1733 aangevangen is; en deze bewering wordt met ettelijke cijfers gestaafd, welken over het algemeen o.a. dit euvel aankleeft, dat zij met eenige kans op nauwkeurigheid uiterst moeilijk tot promillecijfers van de bevolking te herleiden zijn.

Toch zullen wij zoowel uit dit als uit andere geschriften van vroegere jaren zooveel mogelijk statistische gegevens reproduceeren, die in de sterfteverhoudingen uit dien tijd althans een globaal inzicht kunnen geven.

Het meeste vertrouwen verdienen dan zeker wel de opgaven, door Semmelink 2) in het Rijks-Archief te 's Gravenhage aangetroffen en waaruit het aantal overledenen in de jaren 1714 tot en met 1767, in percentgetallen van het aantal te Batavia aangekomenen, kan worden berekend. Het betreft

'). De Mookervaart was ± 1680 gegraven van de Tanggerangrivier (Tji Sedani) even beneden de plaats van dezen naam naar Batavia, om de Stadsgrachten van water te voorzien.

2). l.c., p. 389.