grachten in de stat loopt, en eindelijk in zee stroomt. Dit gerijf van water maakt de stat suijver en rein en geeft aan het volk gelegentheit om geduriglijk te baden, want d'lndianen zijn sonder ophouden in 't water even als of sij Eendvogels waren." ')
Een Fransch reiziger, Tavernier, had van dit water in 1648 getuigd, dat het „la plus belle eau et la meilleure „qui soit au monde" was, en verschillende andere Nederlaudsche schrijvers over de 17de en het begin van de 18de eeuw hebben zich over den gezondheidstoestand van Batavia in dien tijd gunstig uitgelaten: zoo: Baldaeus, Schouten, Nieuhof, De Graaf, Valentijn, Daalmans.
Schouten noemt Batavia zelfs „de pronk en het fleurtje „van sooveel Nederlandsche steeden die in het lustig Asia „te vinden sijn; uijtmuntende in schoonheijt, stant, vermake„lijkheijt, koophandel, rijkdom, neering, seevaert, magt en „duijsende van seegeningen voor des menschen leeven"; en Nieuhof beschreef de luchtgesteldheid als „sóó gematigh, „getempert, frisch en gesont als elders in gantsch Indiën" (1682).
Paravicini 2), die in 1753 aan den Gouverneur-Generaal Jacob Mossel een hoogst bewerkelijk advies omtrent „de
') „Gedenkwaerdige Voyagie naar Oost-Indiën 1668 tot 1674", blz. 28. Geciteerd volgens Semmelink: „Geschiedenis der cholera in O. I. vóór 1817" Utrecht, C. H. E. Breijer, 1885; blz. 334. Aan laatstgenoemd werk zijn ook eenige andere citaten in deze verhandeling, waarbij geen bron-opgaaf is vermeld, ontleend.
Wanneer deze merkwaardige 18e eeuwer met geneeskundige functiën te Batavia belast geworden is, heb ik niet kunnen nagaan. In 1747 woonde Johannes Andries Paravicini, opperkoopman en schabander, commissaris over de belangen en zaken van Timor, Rotty, Solor, Savoe, Soeniba en Borneo, als gewoon handelaar in de Zandzee. Of van hem ooit iets in druk verschenen is. is. mij niet bekend. De aanhalingen uit zijn rapport zijn ontleend aan het boek van Semmelink.