gezondheid der le klasse Dr. G. P. Utermöhlen had zich bereid verklaard zijn praktijk en dienst waar te nemen.

Kort voor zijn vertrek nam hij met groote opgewektheid deel aan een samenkomst onder praesidium van Grijns met F. W. van Haeften, de Vogel en schrijver dezes, die tot stand zou brengen een sub-comité voor Ned.-Indië van de commissie, die zich in Nederland geconstitueerd had voor de oprichting van een nationaal gedenkteekeu op den lOOsten geboortedag van Donders. Zijn ontzaggelijke vereering voor onzen grootmeester der oogheelkunde deed daarbij weldadig aan.

Bang te moede hebben vrienden en bekenden hem zien vertrekken. Tot Thursday-eiland was de reis voor den lijder vrij voorspoedig. Toen bracht een furunculose gedwongen rust en deze weer met zich een decubitus van den reeds geëmacieerden patiënt; van dat oogenblik bracht de zoo hoopvol aangevangen reis niets dan narigheid en ellende.

In Melbourne aangekomen werd de reis naar Hobart in Tasmanië toch nog voortgezet; hij was er eenmaal vast van overtuigd, dat een fruitkuur ginds hem zou genezen.

Medio Maart werd door den steeds zwakker geworden lijder, die nog steeds hoop op genezing koesterde, de terugreis naar Java aanvaard; echter bleek in Sydney wegens een opgetreden pneumonie met hooge temperaturen de overbrenging in een ziekenhuis noodzakelijk, waarna hij twee dagen later overleed op 23 Maart 1913.

Met weemoed, doch ook met trots zullen wij Westhoff herdenken; hij was een sieraad voor onzen stand. Ongetwijfeld is hij geworden de groote helper en verpleger van tal van oogkranken, die in scharen naar Bandoeug trokken, de weldoener voor die ongelukkige misdeelden, wien op de eene of andere wijze het licht ontnomen was.

Zelf heeft hij zich een onvergankelijke eere-zuil gesticht door de oprichting van het gasthuis voor ooglijders en van liet Blindeninstituut te Bandoeug. Met Horatius kan hij uitroepen: „Exegi monumentum aere perennius".