In 1886 verstigde hij zicli als oogarts te Amsterdam en opende er al spoedig een polikliniek voor minvermogende ooglijders in het Burgerziekenhuis. Het zittinglokaal werd echter al spoedig verplaatst naar de Haarlemmerstraat, terwijl dank zij de groote welwillendheid van den geneesheerdirecteur van het Burgerziekenhuis zijn behoeftige ooglijders voor operatieve hulp of stationaire behandeling ten allen tijde daar opname vonden.

Dit aantal nam echter voortdurend toe en daar zijn verzoek aan de „Vereeniging tot oprichtingen instandhouding eener „inrichting voor ooglijders te Amsterdam" (in de Spiuosastraat), om zijne patienten daar te mogen behandelen, zonder resultaat bleef door gebrek aan ruimte in bovengemelde inrichting, besloot hij tot de oprichting van een stationaire kliniek op kleine schaal, aanvankelijk voor slechts tien bedden.

Het voormalige weeshuis der doopsgezinde gemeente op de Prinsengracht 173 werd daarvoor door hem gehuurd en met een renteloos voorschot van den bekenden pionnier van Deli P. W. Jansen ingericht. Zijn medewerker werd er de officier van gezondheid der K. N. M. Dr. Th. Swart Abrahamsz, terwijl als directrice welwillend en belangloos optrad Jonkvrouwe J. de Savornin Lohman.

Van deze kliniek bevindt zich een exemplaar van het le jaarverslag in de geneeskundige Bibliotheek alhier; volgende schijnen niet verschenen te zijn.

Zijn polikliniek was intusschen van de Haarlemmerstraat naar het Singel hoek Raadhuistraat overgebracht, waar jaren lang met Voute als paediater, van der Spek als dermatoloog, Michelsen als keel-, neus-, en oorarts en v. D. Poll als gynaecoloog gevestigd is geweest: „de kostelooze Amster„damsche Polikliniek".

Hier is menig Amsterdamsch semi- arts welkom geweest en heeft er geprofiteerd van de praktische wenken van Westhoff op oogheelkundig gebied.