"wal in deze gewesten en werd geplaatst te Soerabaija. In 1872 kwam hij te velde bij eene expeditie tegen Kraëng Montobonto in de Noorder districten van Celebes.
Op liet eind van 1873 werd Westhoff overgeplaatst naar Batavia, waar hij een jaar later eervol ontslag uit den militairen dienst vroeg en verkreeg.
Hij bleef hier gevestigd als particulier geneesheer, trad in 1875 in het huwelijk met Mej. M. A. Bosch, kreeg in Januari 1876 eene aanstelling als 3e Stadsgeneesheer en werd in Juli van datzelfde jaar bevorderd tot 2en Stadsgeneesheer.
Hij verheugde zich hier in een uitgebreide praktijk, doch bleef een warme belangstelling koesteren voor het wetenschappelijk werk in ons vak.
De nasporingen van W. A. Borger (Feestbundel 1911) hebben ons geleerd, dat van 1865— 1884 noch in ons tijdschrift, noch in de notulen onzer vergaderingen vermeld staat, wie als beheerend redacteur van ons orgaan in dat tijdvak is opgetreden. Toch gelooft Borger niet ver van de waarheid te zijn, als hij L. C. van der Burg en C. H. A. Westhoff huldigt als de mannen, die zich in dien tijd voornamelijk met die werkzaamheden hebben belast en vele jaren hun beste krachten aan den bloei en vooruitgang van het „Geneeskundig Tijdschrift voor Ned.-lndië" hebben gewijd.
Bij zijn verlof wegens ziekte naar Europa in 1884 werden zijne verdiensten door onze Vereeniging erkend door de aanbieding van het eere-lidmaatschap.
Teruggekeerd in het vaderland vestigde hij zich vooreen jaar metterwoon in Utrecht, waar hij zich onder leiding van Donders en Snellen verder bekwaamde in de oogheelkunde, om vervolgens op een studiereis van een jaar verschillende oogheelkundige klinieken in Berlijn, Weenen, Praag en Leipzig te bezoeken.
Inmiddels was hij op verzoek om physische redenen eervol uit den Indischen dienst ontslagen onder toekenning van pensioen.