in 't Malangsche gevaccineerd hebben, en niet voor de mijne. Maar het mag er niet uit worden gelezen. Nemen wij aan, dat in een dessa in 't verloop van enkele dagen eenige pestgevallen voorkomen, en dat er in de daarop volgende week zich geene meer voordoen, dan heeft daar pest geheerscht. Is dat dan een reden, om er niet meer te vaccineeren?
Ik zou dit punt stil hebben laten rusten, als niet Dr. de Raadt zich in zijn repliek op een wijze had uitgelaten, die mij ten hoogste verwondert, en die naar mijne meening absoluut niet verantwoord is. Hij zegt nl. dat een ruime ervaring, in de afdeeling Malang opgedaan, heeft bewezen, dat juist door pest geteisterde dessa's na het verdwijnen der ziekte geruimen tijd (gemiddeld wel een jaar) van de pest gevrijwaard blijven.
Het eerste positieve pestpraeparaat dateert van 27 Maart 1911. De waarnemingstijd te Malang is dus nog geen twee jaar. Mij dunkt, dat men er niet veel woorden over hoeft te verspillen, om aan te nemen, dat die tijd veel te kort is om te kunnen zeggen, hoe lang dessa's in den regel vrij blijven. Iedereen zal wel toegeven, dat het niet mogelijk is, in zoo korten tijd „op grond van ruime ervaring" te bewijzen, dat door pest geteisterde dessa's na het verdwijnen der ziekte geruimen tijd (gemiddeld wel een jaar) van de plaag gevrijwaard blijven. Men zou hoogstens kunnen zeggen, dat in tegenstelling met wat veelal elders is waargenomen, de waarnemingen te Malang aanwijzing geven in de door Dr. de Raadt bedoelde richting, maar dat uit den aard der zaak alleen door lang voortgezette observatie zal kunnen worden uitgemaakt, of in dit opzicht eenige conclusie kan worden getrokken.
Maar nu komt. er nog bij, dat de waarneming zelf wordt betwijfeld. Een der onderzoekers, die geruimen tijd te gelijk met Dr. de Raadt te Malang heeft gewerkt, en op wiens oordeel ik hoogen prijs stel, heeft