Hieruit volgt dus, dat men ruim 2 tegen 1 kan wedden, dat de geringere sterfte onder de gevaccineerden niet toevallig is, maar het gevolg van een of meer bepaalde invloeden. En daar de inenting de eenige factor is, waarin de beide waarnemingsreeksen verschillen, moet deze als de bedoelde bepaalde factor worden beschouwd.
Men mag hieruit natuurlijk alleen afleiden, dat het niet verantwoord is, te zeggen, „dat het Duitsche vaccin niet „in staat is gebleken, ook maar de geringste immunisee„rende eigenschappen te kunnen ontvouwen".
Ik meen in het bovenstaande te hebben aangetoond, dat Dr. de Raadt ons het bewijs van zijn conclusie nog altijd schuldig is.
Bij een enkel punt wil ik nog even stilstaan. Dr. de Raadt zegt in zijn repliek (blz. 7), dat het „een groote „fout" van mij is, te willen betoogen, dat de infectiekans voor den mensch grooter is in dessa's waar pest kort geleden geheerscht heeft, dan in die, waar de ziekte nog niet is voorgekomen. Ik kan dat uit het door mij gezegde niet lezen. Er staat woordelijk: „Zoo werd b. v. uit den aard „der zaak in de allereerste plaats gevaccineerd in de „dessa's waar pest heerschte of geheerscht had". „Pestvrije „dessa's hadden ■ minder haast" zegt Dr. Deutmann op „blz. 467. 't Spreekt wel van zelf, dat de infectiekans „grooter was in de geinfecteerde dan in de niet geinfecteerde „dessa's".
Nu, dit laatste zal wel niemand ontkennen. Maar dat uit den eersten zin moet worden gelezen, dat de infectiekans grooter is op plaatsen, waar pest geheerscht heeft, is mij niet duidelijk. Dr. de Raadt zal er wellicht uit willen afleiden, dat, als men bij voorkeur ook vaccineert op plaatsen waar pest geweest is, men ook moet gelooven aan de blijvend grootere infectiekans aldaar. Nu, als dat zoo was, dan zou dit voor rekening komen van hen, die