Antwoord aan Dr. de Raadt,
door
Dr. G. W. KIEW1ET de JONGE.
Ik zal in het volgende niet antwoorden op alle bezwaren, die Dr. de Raadt opwerpt tegen vrij wel alles, wat ik in mijn eerste artikel heb gezegd, maar mij bepalen tot die punten, die rechtstreeks verband houden met de vraag waar het om gaat: Heeft Dr. de Raadt al dan niet bewezen, dat het pestvaccin bij eenmalige injectie „niet in staat is, „ook maar de geringste immuniseerende eigenschappen te „kunnen ontvouwen".
Ik heb blijkbaar hier en daar zijn betoog anders opgevat dan hij het had bedoeld; hetzelfde is ook het geval met zijn beschouwingen over mijn critiek, en nu is het wel zeer aanlokkelijk, al die zijpaden te betreden en punt voor punt te weerleggen, maar dan vrees ik, dat de hoofdzaak uit het oog zal worden verloren en dat we den goeden weg zullen verliezen door het uitspinnen van kleinigheden. Het komt er trouwens weinig op aan, wie in die verschillende bijzaken gelijk heeft. Ik houd mij dus aan de cardo quaestionis, dat is de bovengestelde vraag.
Dr. de Raadt noemt het een „zeer ongelukkig gekozen „argument", dat ik de mogelijkheid opper, dat het pestvaccin de morbiditiet zou kunnen doen dalen, zonder van belangrijken invloed te zijn op de mortaliteit der aangetasten. Ik zou daarop, onder vermijding van de minder welwillende uitdrukking van Dr. de Raadt, kunnen antwoorden, dat ik het een niet zeer gelukkige wijze van repliceeren vind, als men, om de juistheid van zijn standpunt te bewijzen, een